Tijdens een bevalling komt er veel rek op de bekkenbodemspieren, waardoor de bekkenbodem na de bevalling anders aanvoelt. Het is bijvoorbeeld lastig om te voelen wanneer je moet plassen of poepen of juist om dit op te houden. Ook kan een zwaar of vermoeid gevoel in de vagina voorkomen. Het tillen van het kindje, het huishouden, het eventueel weer sporten en werken belast de bekkenbodem.
Dat vraagt om een fitte bekkenbodem. Daarom is het belangrijk om na een bevalling de bekkenbodem te trainen en voldoende rust te geven. Oefenen gaat in een ontspannen houding. Leg de handen op de buik en adem in via de buik, voel hoe de buik boller wordt. Bij het uitademen wordt de buik weer plat. Voel de bekkenbodemspieren meebewegen.
Bij de inademing naar beneden en bij het uitademen omhoog. Is dit gevoel goed, dan is het mogelijk ook zelf de bekkenbodemspier actief naar binnen toe te bewegen.
Begin voor een fitte bekkenbodem met liggend of zittend oefenen en bouw dit op naar staand oefenen. Span de bekkenbodemspieren bij het hoesten, niezen, lachen of tillen. Door oefening wordt dit een automatisme.
De controle van het bekken en bekkenbodem is zinvol voor iedere vrouw die bevallen is. Factoren die de kans op klachten na de bevalling kunnen vergroten: eerdere klachten van bekken en onderrug, urineverlies of verzakkingsklachten tijdens de zwangerschap, gedeeltelijk of volledige uitscheuring tijdens bevalling, bevalling met een vacuümpomp of tang, langer als een uur persen en geboortegewicht van baby van 4.000 gram of meer.
Een bekkenfysiotherapeut kan ongeveer zes weken na de bevalling een check van de bekkenbodem doen.